Eric Leltz  RSS feed    

Samenleven

Donderdag 26 maart 2015

eric leltz

Dit is mijn bijdrage aan het boek "het kantelingsalfabet". Dit boek verschijnt in april 2015.

Het moment waarop voor mij duidelijk was dat het allemaal anders zou kunnen, was toen ik als kind de film 'Modern Times' van Charlie Chaplin zag. Op meesterlijke wijze werden de gevolgen van de overgang van het agrarische naar het industriële tijdperk in beeld gebracht. Ik besefte dat de mens vrijheid inleverde en (in de film letterlijk) vermorzeld werd door de nieuwe tijd. De mens als verlengstuk van de machine, gedegradeerd tot productiemiddel. Efficiency werd de norm. 'Modern Times' bezorgde mij angstbeelden want, zo realiseerde ik mij toen, dit is mijn toekomst. Een sombere wereld, waar ik eigenlijk niet in wilde leven.

Studie

Het gaf mij de motivatie om 'iets met organisaties' te studeren zodat ik zelf mee kon werken aan een betere wereld en mijn lot meer in eigen hand kon nemen. In die studie leerde ik dat er binnen organisaties veel meer vormen zijn om samen te werken. Het kan dus ook anders, in theorie. Want bij de vele excursies naar bedrijven die ik als student mocht maken, zag ik dat de principes uit het industriële tijdperk nog vaak dominant aanwezig waren. Dat was de wereld van 'SMART doelen' en 'meten is weten'. Maar meten is ook vergeten. Vergeten van alles wat niet wordt gemeten. Het gevolg is een eenzijdige vertroebelde kijk op de wereld.

Werk

Na mijn opleiding was ik vastbesloten om iets te doen aan die sombere, eendimensionale bedrijfswereld. Ik koos daarvoor aanvankelijk de veilige kant, die van adviseur. Een mooi beroep. Je kunt vergezichten schetsen en als ze achteraf niet haalbaar blijken te zijn, dan komt dit altijd omdat ‘het uitstekende advies toch niet helemaal is uitgevoerd.’ Het werd snel tijd om mijzelf van de kantlijn het veld in te sturen. En zo werd ik via een managementfunctie in de gezondheidszorg, directeur van een hogere beroepsopleiding. Was het ziekenhuis nog traditioneel ingericht en niet echt bezig met verandering, bij de opleiding leek het wel of het aanpassingsvermogen van de medewerkers een bindende voorwaarde was om daar te mogen werken. Ik trof een ware voedingsbodem om verandering in de praktijk te brengen. Daar zag ik hoe het echt anders kan. En hoe snel dit kan worden gerealiseerd als de omstandigheden –lees: een visie die mensen bindt en motiveert en doet verlangen naar 'straks'– op orde zijn.

Samenleving

Mijn belangstelling voor samenwerken bleef niet beperkt tot binnen de organisatiemuren. Ook de manier waarop we samen leven in de maatschappij en waarom dat met horten en stoten gaat, boeide me. Om die reden volgde ik de politiek steeds intensiever. En zo dacht ik ‘waarom zouden principes waarop organisaties werken ook niet voor de samenleving gelden?’ Immers: een organisatie is niets meer dan een bundeling mensen.... net zoals de samenleving. Het werd tijd om dat actief te onderzoeken. Ik kreeg deze kans als fractievoorzitter. Toen kwam ik op excursies weer in veel organisaties, maar nu ouder en wijzer. En overal waar ik kwam vroeg ik ‘hoe weet u of u uw werk goed doet?’ De antwoorden stemden mij droevig. Zo zei de politieman die ik vergezelde in een uitgaansgebied: "Als ik 67 bonnen schrijf” Het middel werd doel en het nemen van preventieve maatregelen werkt dan tegen je. Om nog maar te zwijgen van de straatcoaches die meldingen van overlast verzonnen om maar aan hun quotum te voldoen. Ook zag ik hoe het focussen op efficiency het kortetermijndenken laat prevaleren. In de verkokerd georganiseerde gemeente ging de ene afdeling over de aanschaf van lantaarnpalen en de andere over duurzaamheid. Maar omdat de eerste afdeling werd afgerekend op het zo goedkoop mogelijk inkopen kwamen de iets duurdere maar wel duurzame lantaarnpalen niet in het straatbeeld. Dat deze lantaarnpalen weliswaar in aanschaf duurder zijn maar in onderhoud veel goedkoper en bovendien nog langer mee gaan ook, daaraan had de 'industrieel' georganiseerde gemeente geen boodschap. Ik zag de worsteling van een op diensten gerichte samenleving die in de kern nog georganiseerd is als in het industriële tijdperk. 'Modern Times'?

Transitie

Het is onvermijdelijk: de nieuwe organisatievorm komt er aan. De oude verweert zich vanuit gevestigde belangen met hand en tand. Deze oude wereld heeft nog vorm maar geen energie meer. De nieuwe wereld heeft veel energie maar nog geen vorm. Je ziet het aan de vele initiatieven van onderop waarvan er in de trial and error-fase ook weer veel sneuvelen. Het maakt deze tijd interessant maar ook verwarrend. Het hangt er vanaf door welke bril je naar de samenleving kijkt. Zie het als het plaatje waar de een de oude vrouw ziet en de ander de jonge vrouw. We kijken naar hetzelfde, maar we zien iets anders. En iedereen heeft gelijk. Dat kan niet anders dan tot communicatieproblemen leiden. De tijd is rijp voor een paradigmawisseling. Want in een diensteneconomie mag efficiency nooit leidend zijn. Wie wil nu een efficiënte ziekenverzorger aan zijn bed? De verzorger moet in de eerste plaats effectief zijn. Als de patiënt behoefte heeft aan een praatje moet dit leidend zijn in plaats van dat de kamer in 7 minuten is schoongemaakt. En een orkest? Moet deze Beethovens Vijfde dan maar twee keer zo snel spelen? De slagkracht van een organisatie zit niet in efficiency maar in wendbaarheid. Het vermogen om aan te passen aan wisselende omstandigheden. Dit vermogen zit niet in machines, dit vermogen zit wel in mensen. Geef hen daarom ruimte om te excelleren en om op basis van 'flexibiliteit', 'collectieve ervaring' en 'innerlijk weten' te werken. Dan kan altijd en overal maatwerk worden geleverd.

Tot slot

Hoe kunnen we bereiken dat dit proces echt op gang komt? Opleidingen spelen hierin een grote rol, want zij kunnen er voor zorgen dat de juiste mensen, zij die zich snel kunnen aanpassen, in organisaties aan de slag gaan. Het gaat dan niet alleen om het leren van kennis en vaardigheden, maar nog meer om persoonlijke vorming en socialisatie, het lid worden van een samenleving.

Afstand

Dinsdag 17 maart 2015

eric leltz

In de politiek wordt het als minpunt ervaren als er afstand is tussen inwoners en politici. Toch heeft afstand een functie. Teveel nabijheid kan leiden tot teveel betrokkenheid en doet het vermogen om met enige distantie en zonder vooroordeel te besluiten, vervagen. Je ziet het in de wat kleinere gemeenten waar de politici zeer dicht bij de mensen staan en waar een toezegging over en weer snel is gedaan. En als na de verkiezingen het geluid van “voor wat, hoort wat” klinkt is het gladde ijs nabij. Dat dit zich niet beperkt tot kleinere gemeenten laten de heren van Rey, Verheijen en Weekers vanuit Limburg zien. Het vergt een rechte rug om het algemeen belang te dienen en de ‘ons kent ons’ cultuur te negeren.

Afstand wordt wel negatief als die onduidelijkheid creëert door niet waar te maken wat wordt gesuggereerd. Dit ontstaat bijvoorbeeld door als er provinciale verkiezingen zijn, debatten te organiseren met thema’s waar de provincie helemaal niet over gaat en met politici waar helemaal niet op kan worden gestemd. Dan gaat de discussie niet over megastallen of windmolens maar over of Syrië-gangers maar niet beter kunnen sterven dan terugkomen. Het voelt allemaal erg ongemakkelijk. De provincie is kennelijk niet sexy genoeg en spreekt onvoldoende aan. Daarom wordt, laat ik het maar zo positief mogelijk duiden, de nadruk gelegd bij de indirecte landelijke impact van de provinciale verkiezingen, het samenstellen van de eerste kamer.

Alle verkiezingen zijn uit democratisch oogpunt belangrijk maar hiervoor aandacht vragen in debatten met thema’s waar het nu juist niet over gaat, schept verwarring. En mensen houden niet van verwarring, dus worden ze onverschillig en maken geen gebruik van hun stemrecht. En zo zorgt dit soort aandacht voor (negatieve) afstand en werkt dus averechts.

 

Archief



Rubrieken